Skip to Content

Schelpen portemonnee haken

Schelpen portemonnee haken

Yay for Yarn ontwerpt schattige haakpatronen voor de meest uiteenlopende dingen, waaronder dit lieve kleine schelpentasje. Heel leuk cadeautje voor iemand die op strandvakantie gaat, leuk voor je kind om ijsjes-geld in te bewaren én leuk om te maken. Veel haakplezier! Scroll voor de andere Yay for Yarn patronen door naar de onderkant van dit bericht 🙂

For the English, original version of this pattern, click this link: Yay for Yarn website.

Zoek je een snel en gemakkelijk haakpatroon? Dit schattige kleine Schelp Portomonee haakpatroon is lief, functioneel, snel te haken én je hebt maar een klein beetje garen nodig.

Hoe haak je een Schelp?

Er zijn veel verschillende manieren om schelpen te haken, maar de meeste gehaakte schelpen zijn plat en hebben weinig detail of structuur. Dit zeeschelp motief, voor de portemonnee, is 3-dimensioneel en is ontworpen om op een schelpdiertje te lijken.

Je haakt eerst een kleine halve cirkel. Daarna haak je zijdelings, in toeren, met een speciale halve-vasten-techniek die voor de 3D ribbels zorgt op de schelp. Om het af te ronden, werken we langs de onderrand van de schelp om de hoekjes te maken.

Je kunt het zeeschelp motief ‘los’ gebruiken voor andere zee of strand thema projecten, maar ik koos ervoor om twee schelpen aan elkaar te maken tot portemonnee. In deze tutorial leer je hoe dat moet!

Benodigdheden

  • 28 meter DK gewicht garen
  • Haaknaald 3.25 mm (is lastig in Nederland, dus pak een 3 of 3,5 mm, dat werkt ook prima)
  • 18 cm rits
  • Stopnaald voor draadjes wegstoppen
  • Scherpe naald voor rits naaien
  • Schaar
  • Meetlint (voor spanning)

Spanning

4,5 halfstokjes = 2,5 cm

Afmeting

2,5 cm diep, 7.5 cm hoog en 10,2 cm breed

Stekenuitleg

Losse: sla de draad om en haal door het lusje op de haaknaald.
Halve vaste: steek de haaknaald in de aangegeven steek of ruimte, sla de draad om en haal door de steek/ruimte én door de lus op de haaknaald.
Stokje: Sla de draad om je naald, steek de naald in een steek, sla de draad om (aan de achterkant van je werk dus) en haal die door de steek heen terug. Nu heb je 3 lusjes op je naald staan. Sla de draad om en haal deze door 2 lusjes op je naald. Sla nu nogmaals om en haal weer door 2 lussen op de naald. Je hebt nu 1 stokje gemaakt.
Halfstokje: sla de draad om je naald, steek de naald in een steek, sla de draad om (aan de achterkant van je werk dus) en haal die draad door de steek heen terug. Nu heb je drie lusjes op je naald staan. Vervolgens sla je de draad weer om en trekt deze meteen door de drie lusjes op je naald heen, totdat je dus nog maar één lusje op de haaknaald over hebt. Je hebt nu één halfstokje gemaakt.

Let op: het patroon zegt steeds: “zoveelste” stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel. Als je rechtshandig bent, haak je in het ‘zoveelste’ stokje vanaf de rechterzijde van de halve cirkel. Als je linkshandig bent, haak je in het ‘zoveelste’ stokje vanaf de linkerzijde van de halve cirkel.

Zeeschelp Portemonnee Haakpatroon

Maak twee motieven

4 lossen, halve vaste in eerste losse (zie pijl in foto boven) om een ring te maken.

Toer 1: 3 lossen (telt als eerste stokje), 6 stokjes in de ring (zie foto boven), je hebt nu 7 steken. Nu heb je een halve cirkel. We gaan nu de schelp steeds aan dit halve cirkeltje vastzetten. De steken van de halve cirkel tellen dan niet mee in het stekenaantal.

Toer 2: keer om. Halve vaste in eerste steek, halve vaste in volgende steek (zie pijltjes hierboven). 16 lossen. Stokje in 4e losse vanaf de haaknaald, stokje in volgende 3 steken. Halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in hetzelfde stokje van de halve cirkel als waar de 16 lossen uit kwamen (zie pijl in foto hieronder) (dit is het tweede stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel). Je hebt nu 14 steken, inclusief de 3 overgeslagen lossen van het begin van de toer, maar exclusief de halve vasten.

Toer 3: keer om, halve vaste in eerste en tweede vaste, vaste in volgende 2 steken, halfstokje in volgende 9 steken. Halfstokje in bovenkant van lossenruimte van toer eronder. Je hebt nu 14 steken, inclusief de twee halve vasten aan het begin van de toer, waar we in de volgende toer ook in gaan haken.

Toer 4: 2 lossen, keer om. Stokje in volgende 4 steken, halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in dezelfde steek van de halve cirkel waar je einde toer 2 in ging (zie pijltje in foto boven) (dit is het tweede stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel). Je hebt nu 14 steken, inclusief beginlossenruimte, exclusief de halve vasten.

Toer 5: Keer niet om. Haak terug, halve vaste in eerste steek en volgende 12 steken (losjes), zie foto’s hieronder). Je haakt de halve vasten in tegenovergestelde richting van waar je normaal haakt. (Als je rechtshandig bent, haak je van rechts naar links, dus maak je de halve vasten van links naar rechts. Als je linkshandig bent, haak je van links naar rechts, dus haak je de halve vasten van rechts naar links). Je hebt nu 13 halve vasten.

Toer 6: 3 lossen. Haak in de halve vasten van de vorige toer, stokje in eerste steek en volgende 3 steken. Halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in volgende stokje op de halve cirkel (zie pijl in foto boven). Dit zou het derde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn. Je hebt nu 14 steken, inclusief de beginruimte, maar exclusief de halve vasten.

Toer 7: keer om. Halve vaste in eerste en tweede vasten, vaste in volgende 2 steken, halfstokje in volgende 9 steken. Halfstokje in bovenkant van 3e beginlosse van vorige toer. Je hebt nu 14 steken, inclusief de 2 halve vasten aan het begin van de toer, omdat we daarin werken in de volgende toer.

Toer 8: 2 lossen, keer om. Stokje in volgende vier steken, halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken, halve vaste in dezelfde steek op de halve cirkel (zie pijltje) (dit zou het derde stokje vanaf de zijkant moeten zijn van je halve cirkel). Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte maar exclusief de halve vasten.

Toer 9: Keer niet om. Haak de verkeerde kant op, haak een halve vaste in de eerste steek en in de volgende 12 steken, haak losjes. Je haakt de halve vasten in tegenovergestelde richting van waar je normaal haakt. (Als je rechtshandig bent, haak je van rechts naar links, dus haak je deze halve vasten van links naar rechts. Als je linkshandig bent, haak je van links naar rechts, dus haak je deze halve vasten van rechts naar links). Je hebt nu 13 halve vasten.

Toer 10: 3 lossen, haak in de halve vasten van de vorige toer, stokje in eerste steek en volgende 3 steken. Halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in volgende stokje van halve cirkel (zie pijl in foto hieronder) (dit zou het vierde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn). Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte maar zonder de halve vasten.

Toer 11: Keer om, halve vaste in eerste en tweede vasten, vaste in volgende 2 steken, halfstokje in volgende 9 steken, halfstokje in bovenkant van derde beginlosse. Je hebt nu 14, inclusief de 2 halve vasten aan het begin, omdat we daar straks weer in haken in de volgende toer.

Toer 12: 2 lossen, keer om, stokje in volgende 4 steken, halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken, halve vaste in dezelfde steek op de halve cirkel als waar je einde Toer 10 in gehaakt hebt (zie pijl eronder) (dit zou het vierde stokje vanaf de zijkant van de cirkel moeten zijn). Je zou nu 14 steken moeten hebben, inclusief beginruimte, exclusief de halve vasten.

Toer 13: keer om. Je werkt de verkeerde kant op: halve vaste in eerste steek en volgende 12 steken, losjes. Je haakt de halve vasten de andere kant op dan je normaal haakt. (Als je rechtshandig bent, haak je van rechts naar links, en haak je deze halve vasten dus van links naar rechts. Als je linkshandig bent, haak je normaal van links naar rechts, maar haak je deze halve vasten van rechts naar links). Je hebt nu 13 halve vasten.

Toer 14: 3 lossen, werk in de halve vasten van de vorige toer, stokje in eerste steek en volgende 3 steken. Halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in volgende stokje van halve cirkel (zie pijl foto hieronder) (dit zou het vijfde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn). Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte, exclusief halve vasten

Toer 15: Keer om, halve vaste in eerste en tweede vaste, vaste in volgende 2 steken, halfstokje in volgende 9 steken, halfstokje in derde beginlosse. Je hebt nu 14 steken, deze keer inclusief de 2 halve vasten, omdat we daar in de volgende toer in werken.

Toer 16: 2 lossen, keer om. Stokje in volgende 4 steken, halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in dezelfde steek van de halve cirkel als waar je eind toer 14 in haakte. (Dit zou het vijfde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn). Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte maar exclusief halve vasten.

Toer 17: Keer niet om. Je werkt de verkeerde kant op: halve vaste in eerste steek en volgende 12 steken, losjes. Je haakt de halve vasten de andere kant op dan je normaal haakt. (Als je rechtshandig bent, haak je van rechts naar links, en haak je deze halve vasten dus van links naar rechts. Als je linkshandig bent, haak je normaal van links naar rechts, maar haak je deze halve vasten van rechts naar links). Je hebt nu 13 halve vasten.

Toer 18: 3 lossen. Je haakt in de halve vasten van de vorige toer: stokje in eerste steek en volgende 3 steken. Halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in volgende stokje op de halve cirkel (zie pijl in de foto); dit zou het zesde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn. Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte maar exclusief halve vasten.

Toer 19: keer om. Halve vaste in eerste en tweede vaste, vaste in volgende 2 steken, halfstokje in volgende 9 steken. Halfstokje in bovenkant beginruimte van toer eronder. Je hebt nu 14 steken, deze keer inclusief de halve vasten aan het begin van de toer, omdat we daar in de volgende toer in werken.

Toer 20: 2 lossen, keer om. Stokje in volgende 4 steken, halfstokje in volgende 4 steken, vaste in volgende 5 steken. Halve vaste in dezelfde steek op de halve cirkel als aan het einde van Toer 18 (zie pijl in de foto). Dit zou het zesde stokje vanaf de zijkant van de halve cirkel moeten zijn. Je hebt nu 14 steken, inclusief beginruimte, exclusief halve vasten.

Het zou er nu zo uit moeten zien:

Toer 21: Deze toer maken we een halve cirkel sectie aan de onderkant die meer op een schelp lijkt.

Stap 1: keer om en haak een halve vaste in de volgende 3 steken van de vorige toer. Keer om. Er moet nu een begin 3 lossenruimte in de halve cirkel zijn waar geen steken in zitten (zie pijl beneden).

Stap 2:  Haak 2 stokjes in die ruimte. Keer je werk zodat de onderrand van de halve cirkel naar boven ligt. Haak 2 vasten in de zijkant van het stokje dat je net maakte (zie pijl boven).

Stap 3: Haak netjes vasten langs de onderrand van de halve cirkel (zie foto boven)

Stap 4:  2 lossen, keer je werk zodat de zijkant van de schelp naar boven ligt. Steek de haaknaald in de eerste losse (zie pijl in foto boven), sla de draad om en haal een lusje op.

Stap 5:  Er is nu nog een stokje over op de halve cirkel waar geen steken in de bovenkant zitten. Steek je haaknaald in die steek (zie foto boven), sla de draad om en haal een lusje op.

Stap 6:  Sla de draad om en haal door 2 lusjes, sla de draad om en haal 2 lusjes (dit is een soort van geschakeld stokje, zie foto)

Step 7:  Stokje in dezelfde steek. Halve vaste in de derde beginlosse van toer 2 (zie pijl foto onder). Hecht af, laat een lange draad over om te naaien.

Zeeschelp motief:

In elkaar zetten

Werk de kleine start draadjes weg op beide schelpen. Steek een van de lange draden in de stopnaald en plaats de twee schelpen tegen elkaar, met de goede kanten naar buiten gericht. Begin op het punt waar de draad vandaan komt en naai de zijkanten van de schelpen aan elkaar, stop wanneer je de plaats bereikt waar de zijkant van de schelp naar de bovenkant buigt. Maak een knoop, werk goed weg.

Op het punt waar je bent gestopt met naaien, lijn je de tanden van de rits aan de onderkant van de rits uit met de naad. Maak een paar steken over de tandjes van de rits om te voorkomen dat het ritstrekkertje voorbij dat punt gaat. Leg een geschulpte bovenrand van de zeeschelp langs één kant van de ritsband. De rand van de schaal mag de tanden van de rits niet raken, maar de “vallei” van elke Sint-Jakobsschelp moet dicht bij de rand van de ritsband komen. Naai de bovenrand van de schaal met een stiksteek aan de ritsband. Stop met naaien wanneer je het punt bereikt waar de bovenkant van de schaal naar de zijkant buigt. Maak een knoop, werk het draadje weg.

Rijg het andere lange uiteinde in de garennaald. Begin op het punt waar de draad vandaan komt en naai de andere kant van de schelpen aan elkaar, stop wanneer je de plaats bereikt waar de zijkant van de schelp naar de bovenkant buigt en waar de ene kant van de schelp aan de rits is gestikt. Maak een knoop, werk de draad weg.

Op het punt waar je bent gestopt met naaien, lijn je de tanden van de rits aan de bovenkant van de rits uit met de naad. Rits de rits open, zodat het ritstrekkertje aan het uiteinde zit dat al dichtgenaaid is. Maak aan het niet-gestikte uiteinde een paar steken over de tanden van de rits om te voorkomen dat het ritstrekkertje voorbij dat punt gaat. Knip overtollige ritstape aan beide uiteinden af. Aan het huidige uiteinde naai je het uiteinde van de ritstape aan de binnenkant van het zakje (zie onderstaande foto). Leg de geschulpte bovenrand van de andere zeeschelp langs de tweede zijde van de ritsband. De rand van de schaal mag de tanden van de rits niet raken, maar de “vallei” van elke Sint-Jakobsschelp moet dicht bij de rand van de ritsband komen. Naai de bovenrand van de schaal met een stiksteek aan de ritsband. Stop met naaien wanneer je de tegenovergestelde zijnaad bereikt. Naai het andere uiteinde van de ritstape aan de binnenkant van het zakje. Maak een knoop. Verwijder het naadgaren van de naainaald en rijg het in de garennaald.

Als je nog wat lengte over hebt in je naadgaren, kun je het gewoon in de stof weven tot je bij de onderkant van de zijnaad komt. Als het garen niet lang genoeg is, weef dan het einde in en rijg een nieuw stuk naadgaren door uw garennaald. Stik de onderkant van het zakje dicht rond de onderste drie zijden en lijn de hoeken uit. Wanneer je de onderkant van de andere zijnaad bereikt, maak je een knoop en weef je het einde.


Andere Yay For Yarn Haakpatronen

Creatieve, enthousiaste en lieve Iris van Meer is het gezicht achter Een Mooi Gebaar en vertaalt, ontwerpt en deelt meer dan duizend haakpatronen met jullie op dit stukje internet.

Mijn verhaal, over hoe ik van onhandige knutselaar toch nog creatieve ondernemer ben geworden, lees je hier: Mijn Verhaal

Als je contact met Iris wil opnemen, ga je naar de contactpagina

Delen is lief!