Skip to Content

Hoe lees je een haakpatroon?

Hoe lees je een haakpatroon?

Alles wat je wilt weten over het lezen van haakpatronen op één handige, uitgebreide pagina. Zet een lekker kopje koffie of thee, neem een koekje of blokje chocolade en ga er even voor zitten. Het is een complex onderwerp, zo’n haakpatroon. Pak eventueel het patroon erbij waar je aan wilt beginnen, dan kun je meteen even kijken of je alle stappen kunt volgen.

Zelfs als je al wat ervaring hebt met het lezen van haakpatronen, hoop ik dat je iets hebt aan deze pagina. Misschien heb jij wel een aanvulling die ik nog heb gemist, deel je ‘m dan in de reacties? Dan kan ik de tips toevoegen voor beginnelingen!

We beginnen met het begrijpen en herkennen van de structuur en het format van een haakpatroon. Daarna hebben we het over het het meerdere keren lezen van het patroon.

Vaste onderdelen in een haakpatroon

Haakpatronen worden door duizenden verschillende mensen geschreven en komen in allerlei vormen en maten. Het ene patroon staat bomvol foto’s, het andere heeft alleen een foto van het eindresultaat. Bij het één staat weinig over het materiaal, bij het andere patroon krijg je het in grammen nauwkeurig.

Elk patroon heeft een aantal overeenkomstige factoren. Die factoren worden hier beschreven. In boeken staat deze informatie meestal voorin uitgelegd, bij PDF-patronen of op websites meestal bovenaan het patroon.

Een (goed) geschreven haakpatroon bestaat meestal uit een aantal vaste onderdelen:

  1. Introductieverhaal
  2. Materialenlijst
  3. Proeflapje/spanning informatie
  4. Gebruikte afkortingen
  5. Stekenuitleg
  6. Overige notities
  7. Het patroon (met handig stappenplan)

Het is aan te raden om deel 1 tot 6 altijd allemaal door te lezen vóór je aan een patroon begint, maar óók als je het patroon een tijdje links hebt laten liggen. Soms vergeet je namelijk hoe het ook alweer zat, of heb je tussendoor aan een soortgelijk project gewerkt. Dan zou je ze door de war kunnen halen en dat levert frustratie op.

1. Het introductieverhaal

Dit is vaak een leuk achtergrond verhaal over hoe men tot het haakpatroon gekomen is. Soms staat er ook iets over de ontwerpster, of over andere patronen die erbij passen. Altijd leuk om te lezen! Meestal staat hier echter geen strikt noodzakelijke informatie in, dus als je niet alles begrijpt (bijvoorbeeld omdat het patroon in het Engels is), is dat in dit stuk niet zo erg.

De meeste patronen worden door ontwerpsters (m/v) gemaakt, of in opdracht voor een garenlabel. Door te weten wie het ontwerp gemaakt heeft, weet je waar je met vragen of opmerkingen terecht kunt. Ook kun je dan op internet zoeken naar inspiratie, doordat andere mensen het project in andere kleuren of met andere materialen gemaakt kunnen hebben en je dat via de naam van de auteur of het label kunt vinden.

Kijk naar het moeilijkheidsniveau

Soms staat er iets over het moeilijkheidsniveau bij het introductieverhaal, soms bij de stekenuitleg, vaak ontbreekt het ook.

Er zijn verschillende aanduidingen voor de moeilijkheidsniveaus. Sommige ontwerpsters werken met sterretjes, rondjes of andere figuurtjes (minder (ingekleurde) figuurtjes betekent dan gemakkelijker), andere met beschrijvingen.

De meest voorkomende indeling is: beginner, eenvoudig, gemiddeld, uitdagend. Deze beschrijving zegt iets over het patroon zelf, niet over hoe moeilijk het is om te haken. Een heel strak mandje van Hoooked Zpagetti haken is bijvoorbeeld zwaar en daardoor moeilijk om te haken, maar de patronen daarvoor zijn vaak super eenvoudig en gebruiken maar één steek: de vaste. Ook haken met heeeeel dun garen en een inimini haaknaaldmaat (0,5 mm of kleiner) is vaak moeilijk, maar als je daar een simpele granny square mee haakt, zal er bij het patroon toch “beginner” of “eenvoudig” staan.

Twijfel je of een patroon wel écht voor beginners is? Kijk dan naar de hoeveelheid gebruikte verschillende steken, naar of er veel foto’s bij het patroon zitten en eventueel naar de recensies die andere mensen geven over het patroon.

Als je al wel lang haakt, maar nog geen patronen kunt lezen, omdat je bijvoorbeeld altijd alleen met YouTube-filmpjes mee haakt, dan kan ik je met klem adviseren om met een patroon met ‘beginner’-aanduiding te beginnen, zodat je het lezen goed kunt oefenen.

2. Materialenlijst

Dit is een zeer belangrijk stuk van elk patroon. Ga er even goed voor zitten en kijk naar het aanbevolen garen, de haaknaald(en) en de overige materialen. Het is vervelend als je halverwege het project te weinig hebt, of erachter komt dat je met de verkeerde kleur begonnen bent.

Als je met een project met meerdere kleuren werkt, zeker als die kleuren ook nog een beetje op elkaar lijken, is het aan te raden om een kleurkaart te maken. Dat kan op heel veel verschillende manieren, bijvoorbeeld door een stukje wol om een wasknijper heen te wikkelen en daar het kleurnummer of de kleurnaam op te schrijven, of door een stukje wol om de wolwikkel heen te knopen en die te bewaren, of door een stukje wol met een plakbandje op een papier te doen en daar het kleurnummer en de kleurnaam bij op te schrijven. Er is denk ik niet één goede of foute manier van het maken van een kleurenkaart, maar ik kan je absoluut aanraden om dit te doen. Hoe meer informatie je opschrijft, hoe handiger je later ook weer nieuwe bollen kunt kopen als je nog een tof restje vindt wat niet genoeg meer is.

In een goed patroon vind je informatie over de gebruikte kleuren, hoeveel meter per bol en hoeveel bollen van welke kleur er gebruikt zijn. Ook staat er informatie over de aanbevolen haaknaaldmaat. Bij het volgende punt leg ik daar meer over uit.

Een veelgestelde vraag van beginnende haaksters is of je patronen per se met hetzelfde materiaal moet maken. Welk type of merk haaknaald, schaar of stopnaald je gebruikt maakt sowieso niet uit, zolang je maar niet van haaknaald wisselt als dat niet staat beschreven. Het type garen maakt wél uit. Als je een deken haakt met veel dunner materiaal dan voorgeschreven, wordt je deken (veel) kleiner. Als je een knuffel haakt met veel dikker materiaal, wordt de knuffel groter. Ook het type vezel (acryl, katoen, wol, etc) maakt uit voor het uiteindelijke resultaat van je werk.

Als je ander garen wilt gebruiken, maar wel hetzelfde resultaat wilt bereiken, moet je op twee dingen letten. Ten eerste moet je proberen een garen te vinden in dezelfde gewichtsklasse. Ten tweede moet je proberen om het aantal meters per gram zo dicht mogelijk bij elkaar uit te laten komen. Ten derde is het aan te raden om de vezels overeen te laten komen. Er bestaan bijvoorbeeld veel verschillende merken katoen, waarmee amigurumi gemaakt worden. De meeste bolletjes van dat katoen bestaan uit 100% katoen, hebben 125 meter looplengte per 50 gram garen en zijn daardoor goed door elkaar te gebruiken.

Wordt er in het patroon een garen gebruikt dat je niet gemakkelijk in Nederland kunt bestellen, of wil je weten welke garens veel op elkaar lijken, dan is daar een handige website voor: Yarnsub! Op die website vul je de merknaam en het garentype in, en dan krijg je een heel overzicht met alle “subsitutes”: garens waarmee je zou kunnen vervangen.

Meer informatie over de verschillende types en diktes garen vind je hier. Soms staat er niet hoeveel gram of meter garen je nodig hebt, dan kun je in dit overzicht kijken.

In de materialenlijst, vind je naast informatie over het garen, vaak ook nog andere benodigdheden. Vaste elementen daarin zijn de schaar en stopnaald. Bij amigurumi (gehaakte knuffels) vind je ook informatie over (veiligheids)oogjes en -neusjes, over de vulling en eventueel over knisperpapiertjes, rammelkralen of andere versieringen.


3. Proeflapje en spanning

In een patroon staat voor een deken of kledingsstuk staat vaak ook informatie over de spanning: hoeveel steken kun je tellen per hoeveel centimeter in de breedte en hoeveel toeren kun je tellen per hoeveel centimeter in de hoogte. Voor een knuffel maakt het vaak niet zoveel uit hoe groot deze uitpakt, dus daar ontbreekt de informatie over de spanning ook vaak.

Het is belangrijk om erachter te komen of jouw spanning overeenkomt met die van de ontwerpster, als je hetzelfde resultaat wilt behalen. Om daar achter te komen, maar je een proeflapje. Op die manier kun je niet alleen oefenen met het stekenpatroon, maar kun je kijken welke haaknaald JIJ nodig hebt om het patroon zo uit te laten komen als de ontwerpster in gedachten had. Het lijkt misschien veel gedoe om met verschillende maten haaknaald een proeflapje te maken, maar je baalt echt als je al een stuk onderweg bent en je resultaat niet mooi wordt, of, erger nog, als je deken bijna af is en je wol tekort komt, of als je prachtige trui totaal niet past.

Een proeflapje-beschrijving bestaat meestal uit vier elementen: de aanbevolen haaknaaldmaat, de hoeveelheid steken naast elkaar, de hoeveelheid toeren boven elkaar en de hoeveelheid centimeters die dat samen vormen. Probeer ten minste 3 proeflapjes te maken voor elk patroon als je beginner bent: eentje met een haaknaald een halve of hele maat kleiner dan aanbevolen, dan eentje met de aanbevolen maat en dan eentje met een halve of hele maat groter dan aanbevolen. Laat de proeflapjes vervolgens even rusten terwijl je stofzuigt of een kop koffie zet, dan kan het materiaal nog even ‘krimpen’ tot de goede maat.

Meet daarna het materiaal op: is jouw lapje kleiner dan voorgeschreven, pak dan een grotere haaknaald, is het lapje groter dan voorgeschreven, pak dan een kleinere haaknaald. Voel tenslotte ook aan het lapje, of het soepel valt (voor kleding of deken), of mooi stevig wordt (voor knuffels of mandjes).

Een voorbeeld van een proeflapjebeschrijving is: “8 steken bij 4 toeren = 2 centimeter in vasten”. Je zet dan minstens 9 lossen op, haakt in de tweede losse vanaf de haaknaald en elke andere losse een vaste (dan heb je 8 vasten), 1 losse, keer om, vaste in elke steek, herhaal tot je 4 toeren hoogt bent en meet op. Als je nóg preciezer wilt zijn, kun je beter een groter aantal steken haken, bijvoorbeeld 16 steken bij 8 toeren, en dan meet je het stuk in het midden, omdat de randen vaak wat ruimer zijn dan het midden van je patroon. Ik vind het risico van fout meten te groot en maak mijn proeflapjes altijd minstens 2 keer zo groot dan het stukje dat ik moet opmeten.

4. Gebruikte afkortingen en symbolen

Veel patronen staan vol afkortingen. Het voordeel is dan dat je meer informatie op één pagina kwijt kunt. Ik kies er op deze site bewust voor om de haaksteken voluit te schrijven, omdat ik zelf niet van al die ingewikkelde afkortingen houd. Het is voor mij verwarrend, omdat bijvoorbeeld “stk” gebruikt wordt voor “stokje” maar ook voor “steek”, dus als je met veel verschillende patronen werkt, heb je nog geen idee wat er bedoeld wordt. Heb je een patroon waarin wel (veel) afkortingen staan, schrijf dan bijvoorbeeld op elke pagina even de afkortingen met hun uitleg erbij, dan weet je zeker dat je geen vergissingen maakt en kun je af en toe even spieken.

Naast de afkortingen worden in patronen vaak ook symbolen gebruikt. Voor patroonherhalingen wordt vaak gewerkt met sterretjes: *. Bijvoorbeeld: “*1 vaste, 2 vasten in volgende vaste*. Herhaal van * tot * rondom.” Je haakt dan steeds opnieuw het stukje tussen de sterretjes. Een ander voorbeeld is rechte haken, waartussen het stekenaantal genoemd wordt: [98 vasten, 2 lossenruimtes]. Dit is handig om aan het eind van je toer te kunnen tellen of het goed gelukt is.

5. Stekenuitleg

Ik vind dat bij een goed haakpatroon ook een uitleg van de steken hoort. Zodat ook beginners redelijk gemakkelijk met het patroon uit de voeten kunnen en niet eerst alle steken nog weer moeten opzoeken. Ik heb hier op de website ook een heleboel stekenuitlegpagina’s, die je kunt vinden in de Haakencyclopedie.

Wil je alle geschreven stekenuitleg bij elkaar? Dat kan ook, ik maakte er een handige pagina voor: Geschreven Stekenuitleg Meest Voorkomende Steken.

6. Opmerkingen of notities bij het patroon

Hier staan de dingen die de ontwerpster nergens anders goed kwijt kon. Bijvoorbeeld “in dit patroon wordt in spiralen gehaakt en worden de toeren niet gesloten” of “in dit patroon telt de eerste losse nooit mee als steek”. Super handig om te lezen, vooral niet over slaan dit stukje !


Stappenplan voor het daadwerkelijke haakpatroon

Nu je over alle onderdelen van het haakpatroon hebt geleerd, ga ik je een soort stappenplan geven om het haakpatroon te lezen. Dat klinkt duf, want je leest toch gewoon?! Maar nee, er zijn echt handigere en onhandigere manieren om een haakpatroon te lezen. Als je bijvoorbeeld meteen bij Toer 1 begint in plaats van eerst de algemene informatie 😉

Stap 1: Zorgvuldig lezen

Je begint met het doorlezen van de algemene informatie, zoals boven beschreven.

Daarna begin je met het lezen van het patroon. Doe dit rustig, toer voor toer (of ronde voor ronde) en omcirkel of onderstreep de delen die je niet begrijpt lichtjes met een potlood. Ga eventueel terug naar de patroonbeschrijving (die je bij stap 1 hebt doorgenomen) voor opheldering. Staan er steken in die je niet kent? Zoek daar dan eerst tutorials voor op, zodat je al een beetje meer gevoel krijgt van hoe het moet.

Lees het patroon vervolgens nog een keer door en concentreer je weer op de omcirkelde stukken. Zijn die inmiddels duidelijker geworden door de toeren die erop volgden? Hoe zou je meer informatie over die moeilijke stukken op kunnen zoeken?

Check jezelf vervolgens: kun je, zonder terug te kijken, opnoemen welke steken er ongeveer gebruikt worden, of je in toeren of rondes werkt, of je moet keren, of er kleurwissels in zitten en waar je moeilijkheden verwacht?

Lees het patroon opnieuw, zorgvuldig, door. Als het goed is ben je nu niet meer zo onder de indruk van wat je leest, en kun je een aantal cirkels weggummen. Maak ten slotte een lijstje van de vragen die je nog hebt, of de problemen die je nog verwacht tegen te komen en ga door naar de volgende stap.

Stap 2: Visualiseren

Lees het patroon nóg een keer door, en probeer je voor te stellen hoe je de steken maakt én hoe het project onder je handen groeit. Je weet welke stappen je in welke volgorde moet zetten. Voor een amigurumi weet je bijvoorbeeld of je met lijf of benen begint, wanneer de oogjes er ongeveer in moeten en of je steeds tussendoor moet opvullen. Ook heb je een idee van hoe het knuffeltje eruit komt te zien. Voor een deken weet je of je in heen en weer gaande toeren haakt, wanneer (en hoe) je van kleur wisselt en hoe groot je project ongeveer wordt. Dit visualiseren klinkt misschien zweverig, maar is wel een hele handige tool om in te zetten bij het haken.

(Optionele) stap 3: Opschrijven of tekenen

Is het je nog steeds niet duidelijk wat er moet gebeuren? Dan kan het soms helpen om in je eigen woorden op te schrijven wat er in het patroon staat. Bijvoorbeeld door een haakpatroon met afkortingen uit te schrijven in ‘volledige’ stekennamen, of door de stappen in het haakpatroon op te schrijven op een kladblaadje.

Sommige mensen hebben meer aan plaatjes dan aan woorden en kunnen er dus profijt van hebben om een tekening te maken: welk stuk maak je eerst? Hoe komt dat aan een ander stuk vast? Hoe ziet het er dan uit? Zeker bij kleding of amigurumi kan het helpen (bij een deken weet je vaak al dat het een rechthoek worden moet ;-)).

Stap 4: Haken!

Nu ‘mag’ je ein.de.lijk lekker aan de slag.

Je verzamelt je materiaal en maakt je proeflapjes. Die meet je op en op basis daarvan maak je de keuze voor de haaknaaldmaat. Die schrijf je meteen even op, zodat je, ook als het project een tijd blijft liggen, nog weet wat je keuze was (en eventueel waarom).

Het liefst pak je alle materialen bij elkaar in één handige projecttas, maar dat hoeft natuurlijk niet.

Dan ga je beginnen met haken, bij Toer 1. Je leest de toer rustig door en haakt ‘m. Eventueel streep je lichtjes door de 1 als je klaar bent, dat maakt het makkelijker met tellen.


Hopelijk lukt het je nu om heerlijk aan de slag te gaan met geschreven haakpatronen. Ik gun je heel veel ontspannen haakuren toe. Kom je er niet uit? Stel je vraag gerust in de Een Mooi Gebaar Groepspagina op Facebook, daar zitten heel veel lieve slimme haaksters die je verder kunnen helpen! Je mag daar ook vragen stellen over haakpatronen die níet door Een Mooi Gebaar gemaakt zijn. Je mag alleen geen (grote) delen van haakpatronen delen i.v.m. copyright.

    Volg mij op Social Media voor nog meer leuke haakpatronen:

    Creatieve, enthousiaste en lieve Iris van Meer is het gezicht achter Een Mooi Gebaar en vertaalt, ontwerpt en deelt meer dan duizend haakpatronen met jullie op dit stukje internet.

    Mijn verhaal, over hoe ik van onhandige knutselaar toch nog creatieve ondernemer ben geworden, lees je hier: Mijn Verhaal

    Als je contact met Iris wil opnemen, ga je naar de contactpagina

    Delen is lief!