Granny Squares aan elkaar haken met de platte vlecht (flat braid) methode
Je kunt deze methode van aan elkaar haken voor elk project gebruiken. Je werkt in twee toeren per vierkantje. Het is een as you go-methode, wat betekent dat je, steeds als je een blokje af hebt, deze aan je andere blokjes kunt zetten. Het is geen continuous-methode, omdat je na elk blokje af moet hechten.
Voor het aan elkaar haken met de platte vlecht is het handig/noodzakelijk als je aan alle zijdes van elk vierkantje evenveel steken hebt. De eerste toer van het aan elkaar zetten is voor elk vierkantje hetzelfde en dient ervoor om het vierkantje meer “verzonken” te laten lijken én om het stekenaantal gelijk te trekken. In het voorbeeld, voor de Een Mooi Gebaar CAL, zorg ik dat elke kant 19 steken heeft, inclusief de 2 hoeksteken. Het is belangrijk dat je een oneven aantal steken kiest.
Ik kies ervoor om de blokjes diagonaal aan elkaar te zetten. Je kunt er met deze methode ook voor kiezen om eerst strips te maken, dat is helemaal aan jou. Mijn deken wordt 16 x 23 blokjes groot, waarbij ik met 1 begin linksbovenaan en met 368 eindig rechtsonderin. De blokjes zitten steeds wel op volgorde tegen elkaar aan, dus 11 volgt weer onder 10 in onderstaand voorbeeld. De hele tabel staat onderaan deze blogpost.
1 | 2 | 6 | 7 |
3 | 5 | 8 | |
4 | 9 | ||
10 |
Werkwijze
Werk je liever vanaf een filmpje? Dat kan! Onderaan deze post staat een link naar het rechtshandige én naar het linkshandige filmpje :)!
Leg het eerste vierkant met de goede kant naar je toe. Hecht aan met een staande-vaste in een hoekruimte.
Haak nu een oppervlakkige-reliëfvaste-achter in elke steek. Let op, dit is waar je eventueel meerderingen of vermeerderingen aanbrengt. Als je een vierkant hebt met 17 steken langs de zijkant, dan hoef je niets te doen, want dan krijg je 17 + 2 hoeksteken = 19 steken. Als je een vierkant hebt van 16 steken, dat 19 steken moet krijgen, dan haak je in één van de middelste steken van de rand 2 oppervlakkige-reliëfvasten-achter in één steek in plaats van 1. Als je vierkant 20 steken heeft, moet je 3 keer 2 reliëfvasten-achter samenhaken, of 3 keer een steek overslaan bij het haken van de eerste toer. In het voorbeeld hieronder zie je als je goed kijkt twee bultjes, daar zitten twee oppervlakkige-reliëfvasten-achter in. Dit verschil valt met de rand weer weg, de bultjes blijven niet opvallend.
In de hoeken haak je steeds (vaste, 2 lossen, vaste). Je sluit de toer met een vaste in de eerste hoekruimte, twee lossen en halve vaste in de eerste vaste. De eerste toer is nu klaar. De eerste toer is voor alle vierkanten hetzelfde. Tel steeds goed hoeveel steken het vierkant heeft en pas je meerderingen/minderingen daarop aan. Hecht nooit af na de eerste toer, maar ga gelijk door met de tweede toer.
Tweede toer zonder aan elkaar haken
De tweede toer is telkens de toer waarmee je de vierkantjes aan elkaar zet. Bij het allereerste vierkantje is er echter nog niks om aan elkaar te zetten, dus dan kun je rustig oefenen 😉
De tweede toer van het eerste vierkantje gaat als volgt: *3 lossen, 1 steek overslaan, halve vaste in volgende steek*. Herhaal van * tot * totdat je bij de hoek bent aangekomen. In de hoek haak je 5 lossen en een halve vaste in de volgende vaste. Je slaat in de hoek dus de lossenruimte over. Daarna ga je weer verder vanaf * tot je rond bent. Sluit de toer met een halve vaste in de steek waar de eerste drie lossen uitkwamen. Nu ben je klaar met je eerste vierkantje, hecht af (en doe die draadjes dan meteen ook even, hè…)
Het allereerste vierkant is zo klaar. Alle andere vierkanten hebben een andere toer 2, omdat je daarbij één of twee zijkanten aan je eerdere vierkantjes haakt.
Eén zijkant aan elkaar haken zonder diagonale hoek
Nu kun je beginnen aan je tweede vierkantje. Daarvoor haak je eerst weer toer 1, zoals je dat bij vierkantje 1 ook deed. Zorg dat het stekenaantal van toer 1 van beide vierkantjes hetzelfde is. Daarna begin je aan toer 2: *3 lossen, 1 steek overslaan, halve vaste in volgende steek* tot je bij de hoek komt.
De hoeken aan de rand van de deken zet je niet aan elkaar. De hoeken “binnenin” de deken zet je alleen diagonaal aan elkaar.
Als je de hoek niet aan elkaar zet, haak je 5 lossen en een halve vaste in de tweede vaste van de hoek.
Nu begint het aan elkaar haken van de vierkantjes. *Haak 1 losse, haal dan de naald uit het lusje. Steek de naald door de corresponderende 3-lossenruimte van het eerste vierkantje en schuif het lusje weer op de naald. Pas op dat je niet per ongeluk de hoekruimte van het eerste vierkantje pakt, je moet echt de corresponderende 3-lossenruimte hebben.
Haak nu nog 2 lossen. Sla op je tweede vierkantje 1 steek over en haak een halve vaste in de volgende steek.*. Herhaal van * tot * totdat je bij de hoek bent. Je haakt nu weer 5 lossen en een halve vaste in de tweede vaste van de hoek.
De derde en vierde zijde van het tweede vierkantje gaan net zoals bij het eerste vierkantje: *3 lossen, 1 steek overslaan, halve vaste in volgende steek*, totdat je bij de hoek bent, met 5 lossen in de hoek. Haak je tweede vierkantje helemaal rondom af en hecht af.
Eén zijde aan elkaar mét eerste diagonale hoek
Je bent nu klaar om je derde vierkantje aan de andere twee te zetten. Ik heb ervoor gekozen om de vierkantjes niet in horizontale of verticale banen aan elkaar te zetten, maar in diagonale lijnen. Het derde vierkant komt dan onder het eerste vierkant en diagonaal tegenover het tweede vierkant.
De hoeken in deze deken worden alleen diagonaal aan elkaar gehaakt. Je haakt voor het derde vierkantje eerst weer toer 1 en één zijde voor toer 2. Als je bij de hoek aankomt, haak je 2 lossen, dan haal je de naald uit het lusje en steekt deze van voor naar achteren door de hoeklus van het vierkantje waar je aan vast gaat maken. Dit is in het voorbeeld dus vierkantje 2.
Dan trek je het lusje door die hoek heen, dan haak je 3 lossen en een halve vaste in de tweede vaste van de hoek van het vierkantje waarmee je werkt (vierkantje 3 in dit voorbeeld).
Daarna haak je vierkant 3 op dezelfde wijze aan vierkant 1, als dat je tussen 2 en 1 deed: haak 1 losse, dan haal je de naald uit het lusje, steek je de naald van voor naar achteren door het overeenkomstige lusje van het vierkant waaraan je vast haakt (zorg dat je de hoekruimte van vierkantje 1 nog overslaat!), trek je het lusje door die lossenruimte heen en haak je nog 2 lossen. Vervolgens sla je op het vierkant waarop je werkt 1 steek over en maak je een halve vaste in de volgende steek op het vierkantje waarmee je werkt. Op die manier “vlecht” je het ene vierkantje aan het andere vierkantje.
Sla de hoekruimtes weer over en maak de overige twee zijdes af zoals je ook bij de eerste twee vierkanten gedaan hebt.
Twee zijdes aan elkaar mét tweede diagonale hoek
Als je de diagonale volgorde volgt, zet je nu eerst het vierde vierkantje onder het derde vierkantje vast. Je volgt daarvoor dezelfde methode als het vasthaken van vierkantje 2 aan 1, je hebt immers geen diagonale hoeken te haken.
Daarna haak je vierkantje 5 vast, tussen 2 en 3 in. Je haakt dus 2 zijdes vast en tevens twee diagonale hoeken: aan vierkantje 1 en aan vierkantje 4. Ingewikkeld he? Hopelijk helpt de tabel onderaan dit bericht een beetje!
Begin met het haken van toer 1 en 1 zijde van toer 2 van het vijfde vierkantje. Haak de hoek, zonder deze aan vierkantje 2 vast te maken. Haak nu vijf en twee aan elkaar, zoals je dat eerder ook bij 2 en 1, 3 en 1 en 4 en 3 deed.
De hoek waar je dan uitkomt is de ingewikkeldste van deze methode. Als je het mij vraagt is het zelfs het enige ingewikkelde aan deze methode van aan elkaar zetten 😉
Haak 2 lossen, haal de naald uit de lus en steek deze door de diagonale lossenruimte EN dóór het andere kruis heen. Er zit in dat andere kruis een lusje waar je de naald verplaatst heb tussen de lossen door, dat lusje moet je hebben. Je steekt ‘m dus eerst door de diagonale lossenruimte heen en dan IN de kruising van de andere lossenruimtes, niet in de lossenruimtes zelf. Het fotograferen hiervan blijkt een kunst 😉 Hopelijk worden jullie er wijs uit, anders hoor ik het graag!
Je haalt het lusje door, haakt 3 lossen en een halve vaste in de tweede vaste van het vierkant waarmee je bezig was. Nu maak je dat vierkant gewoon af zoals je eerder ook gedaan hebt.
In onderstaande foto zie je een close-up van een complete hoek. Je ziet rechts en links de “vlechtjes” aankomen, en in het midden de vier vlechtjes kruisen. Ik vind het zelf een hele mooie knoop worden!
Op welke manier zet jij de vierkanten aan elkaar? En met welke kleur? Deel je resultaat op social media met #eenmooigebaar!
Tabel 1. Volgorde vierkantjes.
1 | 2 | 6 | 7 | 15 | 16 | 28 | 29 | 45 | 46 | 66 | 67 | 91 | 92 | 120 | 121 |
3 | 5 | 8 | 14 | 17 | 27 | 30 | 44 | 47 | 65 | 68 | 90 | 93 | 119 | 122 | 152 |
4 | 9 | 13 | 18 | 26 | 31 | 43 | 48 | 64 | 69 | 89 | 94 | 118 | 123 | 151 | 153 |
10 | 12 | 19 | 25 | 32 | 42 | 49 | 63 | 70 | 88 | 95 | 117 | 124 | 150 | 154 | 184 |
11 | 20 | 24 | 33 | 41 | 50 | 62 | 71 | 87 | 96 | 116 | 125 | 149 | 155 | 183 | 185 |
21 | 23 | 34 | 40 | 51 | 61 | 72 | 86 | 97 | 115 | 126 | 148 | 156 | 182 | 186 | 216 |
22 | 35 | 39 | 52 | 60 | 73 | 85 | 98 | 114 | 127 | 147 | 157 | 181 | 187 | 215 | 217 |
36 | 38 | 53 | 59 | 74 | 84 | 99 | 113 | 128 | 146 | 158 | 180 | 188 | 214 | 218 | 248 |
37 | 54 | 58 | 75 | 83 | 100 | 112 | 129 | 145 | 159 | 179 | 189 | 213 | 219 | 247 | 249 |
55 | 57 | 76 | 82 | 101 | 111 | 130 | 144 | 160 | 178 | 190 | 212 | 220 | 246 | 250 | 277 |
56 | 77 | 81 | 102 | 110 | 131 | 143 | 161 | 177 | 191 | 211 | 221 | 245 | 251 | 276 | 278 |
78 | 80 | 103 | 109 | 132 | 142 | 162 | 176 | 192 | 210 | 222 | 244 | 252 | 275 | 279 | 302 |
79 | 104 | 108 | 133 | 141 | 163 | 175 | 193 | 209 | 223 | 243 | 253 | 274 | 280 | 301 | 303 |
105 | 107 | 134 | 140 | 164 | 174 | 194 | 208 | 224 | 242 | 254 | 273 | 281 | 300 | 304 | 323 |
106 | 135 | 139 | 165 | 173 | 195 | 207 | 225 | 241 | 255 | 272 | 282 | 299 | 305 | 322 | 324 |
136 | 138 | 166 | 172 | 196 | 206 | 226 | 240 | 256 | 271 | 283 | 298 | 306 | 321 | 325 | 340 |
137 | 167 | 171 | 197 | 205 | 227 | 239 | 257 | 270 | 284 | 297 | 307 | 320 | 326 | 339 | 341 |
168 | 170 | 198 | 204 | 228 | 238 | 258 | 269 | 285 | 296 | 308 | 319 | 327 | 338 | 342 | 353 |
169 | 199 | 203 | 229 | 237 | 259 | 268 | 286 | 295 | 309 | 318 | 328 | 337 | 343 | 352 | 354 |
200 | 202 | 230 | 236 | 260 | 267 | 287 | 294 | 310 | 317 | 329 | 336 | 344 | 351 | 355 | 362 |
201 | 231 | 235 | 261 | 266 | 288 | 293 | 311 | 316 | 330 | 335 | 345 | 350 | 356 | 361 | 363 |
232 | 234 | 262 | 265 | 289 | 292 | 312 | 315 | 331 | 334 | 346 | 349 | 357 | 360 | 364 | x |
233 | 263 | 264 | 290 | 291 | 313 | 314 | 332 | 333 | 347 | 348 | 358 | 359 | 365 | x | x |
Filmpje
Creatieve, enthousiaste en lieve Iris van Meer is het gezicht achter Een Mooi Gebaar en vertaalt, ontwerpt en deelt meer dan duizend haakpatronen met jullie op dit stukje internet.
Mijn verhaal, over hoe ik van onhandige knutselaar toch nog creatieve ondernemer ben geworden, lees je hier: Mijn Verhaal
Als je contact met Iris wil opnemen, ga je naar de contactpagina
Marjorie Hendriks
Sunday 14th of January 2018
Fijn om al die verschillende methodes zo op een rijtje te zien. Super dat je ook aan de afwerking zoveel aandacht besteed. Zelf heb ik er voor gekozen de lapjes aan elkaar te naaien door steeds twee achterste lusjes van de laatste toer op te nemen. Dit is aan de voorkant onzichtbaar, aan de achterkant niet maar wel regelmatig. Bovendien wil ik de deken graag voeren als hij klaar is. Ik maak een blok van 2x9 vierkantjes en maak daar 7x een rand omheen, dan komt het precies uit. Ik weet met een bobbelig garen dat na haken aanvoelt als badstof. Moeilijk haken, wel zacht!