Op deze pagina lees je 7 tips voor het schrijven van je eigen haakpatroon én beschrijf ik het proces van het ontwerpen van haakpatronen. Het maakt niet uit of je de patronen alleen voor jezelf beschrijft, of dat je het patroon opschrijft omdat je ontwerper bent of wilt worden.
Ik kan je aanraden om te beginnen met een patroon dat je al kent. Op die manier kun je de stappen oefenen zonder dat het een knoeiboel wordt en je daardoor gedemotiveerd raakt. Begin bijvoorbeeld met het opschrijven van een simpele basis granny square patroon. Als je klaar bent met het opschrijven, kun je hier mijn versie nalezen en kijken of de patronen overeen komen. Heb je heel veel moeite met het opschrijven van een patroon dat je goed kent? Oefen dan nog met een paar andere patronen voordat je een eigen verzinsel gaat opschrijven, daarmee vergroot je de kans op een succeservaring!
7 super tips voor het schrijven van je eigen haakpatronen
1. Maak een vaste plek waar je je haakpatronen opschrijft.
Het is handig en écht aan te raden om bij te houden wat je doet als je haakt. Dit is super belangrijk voor patronen waar je twee dezelfde wil maken (zoals bij mouwen aan een vest of trui, of wanneer je baby schoentjes haakt, of handschoenen). Het is echter óók belangrijk bij patronen waarvan je denkt dat je ze maar één keer maakt: het is super zonde als iemand je later vraagt om het nóg eens te maken, of als mensen je vragen om het patroon. Je denkt misschien dat je het zult onthouden, maar zeker als je veel haakt, dan vergeet je écht na een paar maanden hoe je het gedaan hebt. Veel fijner als je zelf, en de mensen om je heen, niet steeds hetzelfde wiel hoeft te vinden.
Kies of het een digitaal systeem wordt of een papieren schriftje. Sommige mensen houden erg van een prachtig opschrijfboekje met een leuke kleurenpen, anderen kunnen hun eigen handschrift nietgoed lezen of vinden het vervelend als er veel gekrast en gecorrigeerd wordt. Een schriftje heeft vaak de voorkeur, omdat je wat beter kunt tekenen. Je kunt ook Evernote gebruiken (zie foto onder), een app waarbij je foto’s en aantekeningen kunt combineren op je telefoon en computer.
2. Werk zo gedetailleerd mogelijk bij het schrijven van je eigen haakpatroon
Je dénkt dat je later nog wel snapt wat je opschrijft in korte termen, maar schrijf het alstublieft zo gedetailleerd mogelijk op. Je weet niet wanneer je het patroon weer wilt gebruiken en daarnaast is het makkelijker om het patroon met iemand te delen als je zo uitgebreid mogelijk hebt opgeschreven wat je doet en waarom.
3. Beschrijf altijd eerst je garen, haaknaald en ander materiaal dat je gebruikt
Het is een goed idee om te starten met het beschrijven van je garen, de haaknaald die je gebruikt en de andere materialen die je nodig hebt. Beschrijf bij het garen zoveel mogelijk informatie, eigenlijk alles wat op het label staat: kleur(nummer), verfbad, gram per bol, meter per bol, aanbevolen haaknaald, wasinstructies, naam en eventueel waar je het garen gekocht hebt. Als je verschillende sets haaknaalden gebruikt, beschrijf dan ook wélke haaknaald je gebruikt hebt en niet alleen het nummer. Haaknaalden van verschillende merken kunnen nét verschillen en dat verschil kán zichtbaar zijn in je uiteindelijke resultaat.
4. Gebruik de standaard afkortingen (als je afkortingen gebruikt)
Hier op de site werk ik zo min mogelijk met afkortingen. Ik vind ze verwarrend en onnodig. Als ik een kladje maak van een patroon, schrijf ik echter wél met afkortingen, omdat het gewoon wat sneller gaat. Mocht je ervoor kiezen om afkortingen te gebruiken, gebruik dan de standaarden, óf maak een algemene aantekening bij je patroon welke aantekening waarvoor staat. Ik raad je aan om de standaarden te gebruiken, dat maakt het namelijk “later” ook makkelijker voor jezelf om patronen van anderen te lezen.
5. Maak proeflapjes en iniminipatroontjes
Als je begint met patronen schrijven, is het handig om te beginnen met proeflapjes. Dit is niet zo’n leuk of dankbaar proces, maar het is belangrijk om te weten hoe je idee eruit komt te zien. Maak een proeflapje van 10 bij 10 centimeter: kleiner is vaak onbetrouwbaarder. Maak het stekenpatroon wat je in gedachten hebt, en varieer met ten minste 3 haakmaten. Ook als je al eerder met het garen hebt gewerkt, kan het zijn dat je een andere soepelheid van het werkje voor ogen hebt, of dat het stekenpatroon veel strakker uitkomt dan de eerdere projecten die je gehaakt hebt. Neem dus écht de moeite om proeflapjes te maken en schrijf ook op waarom je uiteindelijk gekozen hebt voor een bepaalde haaknaaldmaat.
Daarna kun je verder gaan met kleine verseis van je project. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met een babymutsje en daar het patroon heel gedetailleerd van op schrijven. Probeer daarna pas grotere projecten uit. Op die manier oefen je intensiever met het schrijven van patronen, én heb je het patroon uiteindelijk in meer maten beschikbaar. Voor dekens kun je beginnen met een poppendekentje of ledikantdekentje, om te kijken hoe je patroon uitpakt.
6. Maak tekeningen van je patroon
Dit is een tip waar ik zelf ook nog moeite mee heb, omdat ik niet zo goed kan tekenen. Ik vind het wél een heel goed idee!
7. Herschrijf je patroon als je klaar bent met je project
Zeker als je met de hand geschreven hebt, zorg er dan voor dat je een mooie versie maakt, zonder doorkrassen en fouten en pijltjes 😉 Probeer in de uiteindelijke versie zo te schrijven dat een ander het ook begrijpt.
Het proces
Begin met een nieuwe pagina in je boekje of een notebook in Evernote of wat voor opschrijfmedium je ook gekozen hebt. Schrijf dan allereerst je materiaal op en haak vervolgens een aantal proeflapjes met het beoogde patroon in verschillende haaknaalden. Schrijf de haaknaald op die je gekozen hebt en waarom. Maak eventueel foto’s van de verschillende stappen, zodat je nóg beter weet wat je gedaan hebt en wanneer. Maak kleine tekeningen of schetsjes van wat je voor ogen hebt. Schrijf zo gedetailleerd mogelijk alles op: hoe begon je, hoeveel herhalingen van welke steek, als je toeren herhaald hoe dan precies, als je oogjes of vulling aan je knuffel toevoegt, wanneer deed je dat dan. Als je klaar bent met je project, lees dan nog een keer je aantekeningen door en schrijf de uiteindelijke versie van je patroon. Maak ook foto’s van het affe product! Geniet vervolgens van je patroon en deel ‘m als je daar zin in hebt! Voordat je het patroon groots verspreid, is het aan te raden om het patroon te laten testen om te kijken of het ook voor andere hakers duidelijk is.
Online delen van patronen
(Online versies van) patronen hebben eigenlijk altijd dezelfde opbouw. Ze beginnen met foto’s en een verhaaltje over de inspiratie voor het patroon. Daarna volgen secties over de materialen, de spanning, de gebruikte steken en technieken en overige opmerkingen. Dan komt het patroon, vaak onderverdeeld in bepaalde stukken (bijvoorbeeld: voor- en achterpand, mouwen, kraag voor een kledingstuk, of kop, lijf, armen en staart voor amigurumi). Aan het eind van het patroon staat vaak informatie over vertalingen en copyright, evenals de hashtags en een uitnodiging om het resultaat van het patroon online te delen.
Heb je iets leuks gemaakt en via deze stappen een patroon geschreven? Wil je dat ik ernaar kijk, of ‘m voor je deel? Stuur me dan gerust een berichtje op Facebook of Instagram of in de commentarensectie onder deze blogpost.
Creatieve, enthousiaste en lieve Iris van Meer is het gezicht achter Een Mooi Gebaar en vertaalt, ontwerpt en deelt meer dan duizend haakpatronen met jullie op dit stukje internet.
Mijn verhaal, over hoe ik van onhandige knutselaar toch nog creatieve ondernemer ben geworden, lees je hier: Mijn Verhaal
Als je contact met Iris wil opnemen, ga je naar de contactpagina